DE EERSTE DAG

Het kon niet anders dan een kort zeilseizoen zijn dit jaar. Eerst een gepland voorjaarsreces, dan een niet-gepland zomerreces. Na een paar herhalingstripjes op het Lauwersmeer en de Oostelijke Wadden, waaronder een drooggevallen overnachting met een fenomenale sterrenhemel, liggen we eind september 2008 weer eens in de haven van Schiermonnikoog.
Het nieuwe havengebouw is een succes. Helemaal geen horizonvervuiling maar een mooi laag gebouwtje op een voor extreem hoog water veilig talud. Door het aan één punt 'opgetilde' schuine dak zelfs een sieraad in het landschap. Vind ik. Persoonlijk.
Vorig najaar heeft het zelfs twee stormen doorstaan, zo vertelde men mij. Dat had ik niet verwacht. Tijdens de bouw had ik daar zo mijn twijfels over en ik was niet de enige. Toch heeft het talud alles doorstaan en hopelijk blijft dat zo.

Het sanitair binnenin het talud blijkt uitstekend te zijn. Vergeleken met de huifkarren van vroeger -die natuurlijk wel hun nostalgische waarde hadden- ziet het er allemaal veel cleaner uit.
Men is in de jachthaven Schiermonnikoog energiebewust. Geen overbodig veel water uit de douchekop. Geen overbodig felle lampen in de haven. Dit laatste brengt wel enig risico met zich mee, lijkt mij. De bruinevlootschepen nemen nogal eens grotestadsmensen mee en die zie ik nog wel eens de haven in- of het talud afduvelen. De Stichting Jachthaven Schiermonnikoog heeft zich hiertegen ingedekt door op allerlei plaatsen te verkondigen dat iedereen alles doet voor eigen risico.
Die stadsmensen zijn op het eiland duidelijk herkenbaar. Ze bijven hardnekkig aan de rechter kant van de trottoirloze wegen lopen waardoor ze een vergroot risico lopen van achteren aangereden te worden.

Het restaurant is echt OK.
Mijn tweede kennismaking met chef Visser was een beste slibtong-maaltijd aan een tafeltje met zonsondergang naast vriendelijke mensen die ik in de zeesluis had ontmoed.
Bovendien had hij voor mij voor de volgende ochtend een lunchpakket klaargemaakt omdat hij wist dat ik, samen met een stel eilanders een 'rondje eiland' zou maken. Dat zit zo:
Zoals gebruikelijk lag ik in een boxje van de vereniging. Als ik als nummer zoveel langszij moet liggen, lig ik liever buiten de haven op het Wad. Ik lag dus in een box en wel naast de box van een van de Drascombe's die daar een vaste plek hebben. Van een Eilander dus. Toen ik 's ochtends één kant van mijn tentje opensloeg om mijn ontbijt in de morgenzon te nuttigen keek ik in de blauwe ogen van de eigenaar van de Dras naast me. Hij was samen met zijn zeilmaat bezig alles in orde te maken om een locale zeiltrip tijdens Hoog Water te maken.
- "Ah, hoi! Heb jij soms zin om morgen samen met nog een paar bootjes met ons mee te zeilen rond het eiland?"
Nou wil het geval dat ik al een poosje rondloop met de gedachte dat eens te proberen en het aanbod om dat eerst samen te doen met mensen die plaatselijk zeer bekend zijn kwam dus uitermate gelegen.
- "Dat lijkt me een prima idee. Het Oostgat van Schiermonnikoog (de Balg) is voor mij nog onbekend terrein, dus dat komt goed uit."
Eigenlijk wil het geval dat ik zo langzamerhand een beetje ben uitgekeken op steeds dezelfde tripjes en heb al lang het plan om in plaats van "lekker klooien op het Wad" te vervangen door "lekker klooien op de Noordzee".
Het Westgat ken ik (zie Symon den Danser), maar het Oostgat boezemt me een behoorlijk ontzag in. Mijn herinneringen aan dit water zijn nogal ruig. Niet vanwege een zeilervaring maar vanwege een solovlucht in een eenmotorig vliegtuigje over dit gebied waarbij ik, naar beneden loerend, niet alleen onder de indruk kwam van de hoogte van de golven in de geulen en de venijnige golfslag over de onder water gelopen banken maar ook van het ontbreken van enig oriëntatiepunt bij Hoog Water en het ontbreken van enig vaartuig in deze eenzame omgeving. Alsof dit water door iedere verstandige zeeman werd gemeden. Ik stelde me voor daar te zeilen en vroeg me af hoe ik me in godesnaam zou moeten oriënteren. GPS voor kleine bootjes was er toendertijd nog niet en een kruispeiling tussen de torens van Pieterburen en Borkum zag ik me in mijn eentje met die golfslag niet 123 op de kaart zetten. Kortom, redenen genoeg om je tijdrovend voor te bereiden alvorens aan een 'Oostgat passage' te beginnen. Wat is er dan mooier om die voorbereidingen tot een minimum te kunnen beperken door, als het ware, in formatie met een stel Eilanders als leerling naast instructeur die passage te leren kennen?
Mijn buurman (ik zal hem Sil de Eilander noemen) had de vorige avond per telefoon een gunstig weerbericht van de Verkeerspost Schiermonnikoog gekregen dus werd de afspraak gemaakt om met Hoog Water om 0730 zo kort mogelijk met de ebstroom om de Westpunt van Schiermonnikoog het Plaatgat door te zeilen, vervolgens tegen de niet al te sterke zeestroom in naar het Oostgat te kruisen om daarna na Laag Water via de goed zichtbare geulen (niet vanwege de tonnen of de prikken maar vanwege de drooggevallen zandplaten) met de vloedstroom mee om de oostpunt van het eiland weer naar binnen te zeilen, richting wantij.

Om 0730 zijn we klaar voor vertrek. Zoals verstandige zeilers betaamt luisteren we nog even het laatste marifoonweerbericht uit. (Mijn fatalistische inborst zegt nu: "hadden we dat maar niet gedaan".) De verwachte zuidwestenwind 3-4 is zuidoost 4-5 mogelijk 6-7 geworden. Dat geeft te denken. Noord van het eiland is de stroom tegen en nu is ook de sterkere wind tegen en in het Oostgat zal wind tegen stroom staan (*). Dat is minder. Ik zie Sil aarzelen of liever, zwaar nadenken. De huidige wind 4-5 is eerder gekomen dan voorspeld, dan is de kans groot dat de voorspelde 6-7 ook eerder komt. Hij is een Natuurlijke Vaarder en wil liever niet door mijn motor geholpen moeten worden. Bovendien voelt hij zich verantwoordelijk voor onervaren Drascombers zoals ik. Hij gelast de zaak af. Gezien de omstandigheden een logisch besluit. Dat die ongunstige wind uiteindelijk helemaal niet is gekomen en dat we achteraf bezien best hadden kunnen gaan doet aan die beslissing niets af. Forecast 7 is forecast 7 nietwaar?
We besluiten voor vandaag ieder ons eigen alternatieve plan te trekken. Sil en ik spreken af morgenochtend een nieuwe poging te bespreken. Een van de schippers die mee zou varen is helemaal niet op komen dagen, een ander gaat vissen en Sil en zijn maat roeien de haven uit voor een locale trip tijdens HW. Ik heb het allemaal wel gezien en huur een fiets.
(*) Later vertelt hij me dat die tegenwind niet opweegt tegen de enorme vloedstroom.

DE VOLGENDE DAG

Gisteren ben ik een beetje pissig te kooi gegaan want het rondje Schier waar ik me zo op had verheugd is niet doorgegaan vanwege een slechte weersverwachting die niet is uitgekomen. Sil gaat vandaag met jeugdige familie barBQ-en op een onbewoond eilandje in het Lauwersmeer. Het meer waar ik voorlopig op ben uitgekeken. Ik heb mijn vaste ligplaats in DokkummerNieuweZijlen opgezegd en heb voor de maand september + het zomerseizoen van 2009 een ligplaats gehuurd in het Lauwersgat. Dit is het gloednieuwe ondiepe haventje van de camping Lauwersoog, eigenlijk een dependance van de haven Het Booze Wijf, de voormalige Museumhaven. Hier ligt Chimera vlak bij de zeesluis en zo vermijden we de vier uur varen over het meer van DNZ naar L'oog en terug.

Vandaag niet zeilen dus, maar fietsen. Allereerst richting Westerplas voor een kort bezoek aan de gloednieuwe vogelkijkhut. Dan, na een korte strandwandeling waarbij ik constateer dat de Zeekraal niet is teruggekomen (vr29jun07) peddel ik richting dorp. De warme bakkers kan ik niet meer vinden. Heeft de Spar die nu ook al weggeconcurreerd? Koffie en krantje bij Van der Werff. Ik zie een ober denken: "waar ken ik je van?" maar net als Joost van Heer Bommel vraagt hij nergens naar. Ik laat hem in het ongewisse en we converseren even over het weer en mijn op handen zijnde fietstocht. Wat is dit toch een heerlijk nostalgisch bruine gelegenheid. Hopelijk nog voor heel lang!
Het tweedehands boekhandeltje is gesloten. Met vakantie waarschijnlijk. Bij de VVV loer ik even naar het Paulusma-weer van morgen. Windje 7 zit er niet meer in.
Ik koers richting Bunker. Er zijn al een paar mensen. Het is weekend. Dichterbij gekomen blijkt het zelfs al een soort van druk te zijn. Vooral met jonge mensen die zich inspannen om nog jongere mensen een fijne dag te bezorgen. Er is een fanatiek competitiespel aan de gang en ik zie met verbazing dat de spelleiders het voor elkaar krijgen om af en toe spelenderwijs een kort geschiedenislesje mee te geven. Ik kan het niet laten om in het voorbijgaan wat pathetisch een van de onderwijzers toe te fluisteren: "Wat is het toch een voorrecht om op een eiland geboren te zijn." Ik krijg een brede grijns als antwoord.
Na het uitzicht vanaf de Bunker over het eiland gaat het freewheelend enkele tientallen meters naar beneden en honderden meters verder trappen naar het Strandpaviljoen voor een eenvoudige doch voedzame lunch. Uitgerust verder naar het oosten richting Kobbeduin. Fiets parkeren en een wandeling om de oost. Er zijn veel vogelaars. De groep die ik tegenkom kijken weinig en praten veel. De rode voering van hun kleding draagt bepaald niet bij tot de eenwording met de natuur.
Via de Dijkweg fiets ik terug naar de jachthaven, pak een pint in het restaurant en bereid een goulashmaaltijd aan boord op de gerestaureerde kombuistafel. Over die restauratie van Chimera die momenteel aan de gang is laat ik t.z.t. nog wel wat zien.
Met Sil en zijn maat bespreek ik nog even de plannen voor morgen. We gaan proberen alsnog het rondje Schier te maken maar erg veel hoop is er niet vanwege de zwakke wind. In hun plannen c.q. verplichtingen past geen overnachting op het Wad. In elk geval gaat er gezeild worden. Dat staat vast.

DE DERDE DAG

Zoals verwacht is er weinig wind en het is heiïg. Da's niet best voor ons plan 'rondje Schier' maar de natuur laat zich wel van een van haar mooiste kanten zien. Het doet mij denken aan mijn ook al niet spectaculaire maar wel heel mooie tocht Niet naar Siemonszand van 2005.
Sil en zijn maat zijn al naar de Dellewal geroeid en liggen daar een beetje voor Pampus. Nou ja, een beetje voor Schier eigenlijk. Als Chim en ik daar ook arriveren proberen we eerst een sleepje. Dat valt bar tegen. We lopen nog geen drie knopen met ¾ gas open. Dat betekent dat er genoeg brandstof is voor een niet al te lange reddingsoperatie maar niet voor een lange sleeptocht. Goed om te weten. Overigens, een lange sleeptocht stond zeker niet op het programma.
Sil stelt een alternatief voor: heen en weer naar Engelsmanplaat. Dat lijkt me leuk. Kan ik ook eens zien hoe zo'n Natuurlijk Varen drijftocht in zijn werk gaat. Ze beginnen met een voor mij onbekende zeilvoering -geen fok- en sturen een voor mij onlogische koers -zeer grote opstuurhoek op stroom-.
Sil voelt mijn verwondering aan en zodra we binnen gehoorsafstand zijn legt hij uit dat hij de ondiepten van de Oude Wal wil vermijden en daarom een zuidelijke koers aanhoudt.
In dit tempo, tussen een en twee GPS-knoopjes over de grond, heb je zeeën van tijd om waar te nemen en na te denken. Ik neem waar dat de zuidelijke koers de juiste is om vastlopen te vermijden en bedenk dat zeilen zonder wind een vak apart is. Als we eenmaal het Gat van Schiermonnikoog zijn uitgevaren en het Zoutkamperlaag zijn overgestoken naderen we de groene ton Z5.
- "Je ziet die ton wel hè!" wordt er geroepen.
- "Jawel" roep ik terug.
Ik zie hem dan ook wel maar de waarschuwing was niet voor niets. Hij was bedoeld voor een motorzeilmuis zonder drijfervaring zoals ik. Met stijgende verbazing zie ik de ton groter worden ondanks de toch ruime opstuurkoers. Beetje paniekerig vergroot ik de koers tot 90° uit de flank en nog dreigt een aanvaring. Vlak voordat dat gebeurt gooi ik het roer volledig om, een soort van natuurlijke reactie zoals je ook wel doet als je met de automobiel in een slip raakt. De neus van Chim blijft daardoor keurig naar de ton wijzen zonder hem te raken.
Pfffft. Ik zei het al: een vak apart.
Na het in ontvangst nemen van Sil's compliment: "hm, valt me mee, deed je niet onaardig", drijven we verder. Eigenlijk overdrijf ik wat met dat drijven. Er is natuurlijk wel een heel klein beetje wind. Anders had ik die draai nooit kunnen maken want sturen op stroom alleen kan nu eenmaal niet.
We sukkelen verder, aan bakboordswal want daar liggen de zandplaten waar we naartoe willen. Op het laatste moment de vaargeul oversteken in deze omstandigheden is er echt niet bij. Je moet dus heel goed anticiperen. Dat doen Sil en zijn maat dan ook en ik begin het ook een beetje te leren. Het heeft toch wel wat, dat Natuurlijk Varen.
In de verte zien we een boomkorvisser aankomen. Flinke witte snor, dus die vaart op huis aan. In no time is hij bij ons. Bij nader inzien blijkt het een trawler te zijn. Aan zijn diepgang probeer ik de vangst te schatten. Hij gaat hard en produceert een serieuze boeggolf. Het is zaak om Chimera's neus in de goede hoek over de golf te sturen. Een graadje of twintig, dertig, schat ik. Als Sil over de golf steigert realiseer ik me dat de camera op standby had moeten liggen. Dat ligt hij ook wel maar nog ingepakt tussen mijn hoofdkussen en de pantryplank. Geen tijd meer om hem klaar te maken, het is nu even oppassen geblazen want nu is het mijn beurt en ik voel er niets voor om vol te lopen. Niet dat dat zo heel erg is -Chim kan niet zinken- maar een volgelopen kuip leegputsen/pompen is nogal vermoeiend dus dat vermijd ik liever.
Ondanks dat ik weet wat me te wachten staat is het spectaculairder dan verwacht. Naar mijn gevoel steigert Chimera wel zestig graden met haar neus in de lucht en knalt vervolgens met een klap achter de golf neer en sproeit een zoute fontein over het dek en het gangpad. Gangpaadje. De kuip krijgt ook een puts mee en even later ligt ze wiebelend bij te komen van de klap om daarna net te doen alsof er niets gebeurd is. Wat een verstoring van de serene rust. Wat zonde dat ik niet alert genoeg ben geweest om plaatjes te schieten!

De heiïgheid is inmiddels verdwenen. Prachtig nazomerweer. We passeren de invaart naar Peasensrede. Engelsmansplaat komt in zicht. Sil zoekt naar een gele ton die daar moet liggen en waar hij voor anker wil. In de verte doemt iets geels op maar zodra we zien dat het geen ton maar een plastic jerrycan is zijn we de beste ankerplekken al voor bij. Er staat nog steeds een flinke ebstroom. Ik denk dat we beter kunnen doorvaren naar het Rif. "We varen door naar Het Rif" zegt de gedachte van de tweede ziel. Beneden de zuidoostpunt van genoemde zandplaat staat een flinke draaikolk waar ik voor gewaarschuwd wordt. "Als je daar vastloopt zit je in de problemen". Zuid van het Rif, dat blijkens de kaart in twee platen aan het opdelen is, gaan we in een meter water voor anker zodat we zeker weten dat we ook weer op tijd terug kunnen. De dagen zijn kort tegenwoordig.
De rust is hier nog serener dan in de stroom op het water, hier ben je een met de natuur. Er is niemand te bekennen. Wel drogende aalscholvers, dribbelende strandlopers en weliswaar schreeuwende maar toch bij de rust horende meeuwen. Af en toe drijft een nieuwschierig boven water stekend zeehondenkoppie langzaam voorbij. Telkens als ik zo'n koppie zie denk ik: 'dat kan er wel een van Lenie zijn, zo meteen komt ie uit het water en huppelt naar me toe bedelend om een voor hem gevangen vissie'. Gelukkig is die gedachte niet meer dan vaders wens. Ze behoren mensen te wantrouwen en vissen kunnen ze véél beter dan ik.
We gaan niet al te dicht bij elkaar liggen. Zo kan ieder heerlijk in zijn uppie van de bedriegelijk 'leegte' genieten. Voor de oppervlakkige kijker is deze zandelijke schoonheid niet meer dan een grote leegte, maar de betere kijker weet beter.
Sil blijft nog even bij zijn bootje en hapt een broodje. Doet misschien wel een tukkie, weet ik veel. Maatje pakt zijn stok en rugzak en loopwaaiert als een metaaldetector naar het hoogste punt van Het Rif, allerlei natuurlijke schatten verzamelend en verdwijnt als een voormalig fata morgana achter de top. Sil is inmiddels ook op pad. Ik knabbel ook nog een broodje weg, leg Chimera wat beter in de wind voor het geval dat het gaat stormen hihi, rommel wat met mijn nieuwe radarreflector en als het water op zijn laagst is stap ik over boord -wat zal het zijn, een centimeter of dertig- en begin ook aan een ontdekkingstocht. Wat mij vooral interesseert zijn de door donderend golvengeweld gevormde hoogteverschillen van de zandplaat en de geultjes en de achtergebleven plassen die nu in rust minuscuul jong leven herbergen. Probeer me voor te stellen hoe het er hier aan toegaat als alles met geweld wordt veranderd. We zijn in een gebied dat met hoogwaterstorm kolkend ruig is en voor zeilertjes als wij levensgevaarlijk.
In de verte zie ik een eenzame loper, kennelijk afkomstig van Engelsmansplaat. Bij nader inzien blijkt het Sil's maatje te zijn die het westelijk deel van Het Rif aan het verkennen is. Ik moet wennen aan de afstanden. De vorige keer dat ik hier was, was het allemaal veel kleiner. Ik oriënteer me op twee punten: het baken van Engelsmansplaat en drie palen die ergens in de richting van onze bootjes staan. De bootjes zelf liggen nog verscholen achter de top van de plaat.

Zo hier en daar de mooiste helft van een paar Tweekleppigen verzamelend slenter ik richting Driepalen en krijg de bootjes in zicht. Het stikt hier werkelijk van de Scheermessen. Vroeger was ik nogal beducht voor deze scherpe schelpen toen ik in het Scheveningse- en Stille Strand met blote voetjes rondstapte. Tegen alle adviezen in bleef ik jarenlang blootsvoets in de natuur lopen zodra ik de kans kreeg. De natuur beleef je pas echt blootsvoets. De natuur beleef je pas méér dan blootsvoets, eigenlijk. Ik merk dat mijn zolen door al dat blotevoetenwerk gehard zijn. Het lopen over die scheermessen geschiedt nu pijnloos en al kuierend denk ik terug aan de tijd dat ik me door de Haags/Scheveningse bioloog, leraar, schrijver, museumdirecteur, filmmaker Bob Entrop liet inspireren. Door hem leerde ik de marine biologie die ik tijdens het sportduiken onder water zag beter te waarderen. Zijn losbladige zeebiologische documentatie Vita Marina raadpleeg ik nog regelmatig.
Al schrijvend kan ik het niet laten zijn artikel uit 1966 over de Nederlandse Solenidae (scheermessen) te voorschijn te halen. Het wetenschappelijk deel laat ik achterwege maar zijn verhaal over de leefwijze van deze dieren is zo interessant dat ik die hier reproduceer.
Voor wie diep geïnteresseerd is: klik op het plaatje hier links boven.

Het laatste stuk van Driepalen naar de ankerplek gaat soppend door het slik. Het is uitkijken geblazen om niet uit te glijden en met je hele hebben en houwen in de zwarte blub terecht te komen. Nou snap ik waarom ervaren wadlopers een stok meenemen. Naderbij komend zie ik dat de vloedstroom op gang is gekomen. Het zal niet lang duren voordat de bootjes weer ongedurig drijvend aan de ankerlijn zullen zeuren om te mogen vertrekken.
We komen met zijn drieën bij elkaar om de buit te bekijken en de strategie van de terugweg te bespreken. Sil geeft mij een brokje barnsteen als aandenken. Barnsteen? Hier? Ja zeker. Miljoenen jaren geleden groeiden hier naaldbomen en de resten daarvan liggen nog steeds in de zeebodem en vooral bij oostenwind komen versteende stukjes boomhars weer boven het zand uit.

Zodra de bootjes drijven worden de ankers opgehaald en de zeilen gehesen. Vastlopen is geen onoverkomelijk ongemak meer, tijdens de vloedperiode. Stuurden we op de heenweg een ogenschijnlijk overdreven zuidelijke koers, nu lijken onze noordelijke koersen soms op pogingen het zeegat uit te varen. Dit alles vanwege de stroom. Er is opnieuw weinig wind en die zit evenals vanochtend in de oosthoek. Tegen dus. Geen probleem, de meeste voortgang komt van de steeds sterker wordende vloedstroom en de tegenwind... daar profiteren we gewoon nog steeds van door te kruisen. Ik begin er steeds meer lol in te krijgen, in dat Natuurlijke Varen. Vroeger had ik mijn geruisloos milieuvriendelijk zuinig BBtje aangezet en met een zeer laag toerental mee laten pruttelen teneinde een zo recht mogelijke track van A naar B te kunnen handhaven. Ik heb sterk de indruk dat de methode van Sil nauwelijks meer tijd kost en bovendien veel leuker is.
Net als vanochtend loopt Chimera sneller dan haar zusterscheepje. We vragen ons opnieuw af hoe dat komt. Sil denkt dat ik de buik van Chim glad gepoetst heb maar dat is niet zo. Integendeel ik heb daar al een jaar of vijf niets aan gedaan. Is ook niet nodig want er groeit nauwelijks iets aan omdat ze op zout vaart en op zoet in de box ligt. Ze vaart ook sneller dan Mr.Bo maar dat komt volgens mij door Bo's losse broek en Chim's giek. Chim's uithouder eigenlijk. Het enige wat we kunnen bedenken is dat Chimera's zeilen wat groter zijn gesneden. Tijdens het kruisen (scherp aan de wind varen dus) is overigens het voordeel van sneller lopen helemaal weg. Waarom? Ik moet me daar toch eens in gaan verdiepen. Het moét een verklaarbare oorzaak hebben.

Zodra we de Kuipersplaat zijn overgestoken koersen we zo krap mogelijk om de Oude Wal en eenmaal in Het Gat van Schiermonnikoog moet er pal tegen de wind in gekruisd worden. Pal tegen de wind in kruisen... dat is, in mijn ogen, altijd per definitie contraproductief geweest. Maar nu, met de vloedstroom méé, is dat kruisen ineens een leuke sport geworden. Eenmaal op de Siegewal aangekomen valt de wind helemaal weg. Zo ook de stroom. Het is hoogwater. Bij Sil gaan de riemen uit. Bij mij lukt dat niet want ik heb er maar één, om te sturen of maximaal twintig meter te wrikken. Bovendien ben ik echt niet van plan om te roeien, al had ik tien riemen.
Zonsondergang is prachtig en ik pierk nog een beetje mee in de richting van de havenmond maar als de zon onder is heb ik het gezien en gaat BBtje aan. Hij is nauwelijks te horen. Zonder stemverheffing deel ik Sil en z'n maat mee: "ik zie jullie wel in de haven", maar zeer tegen zijn zin fluistert hij terug: "geef dat sleepje maar, we nodigen je uit voor een avondhap in de kuip". Ik pik zijn sleeplijntje op en gezamenlijk kruipen we naar de haven. Ter hoogte van de laatste prikken -de geul hoeven we al lang niet meer te volgen vanwege HW- gooit hij los. "De rest doen we zelf wel".
Zou hij de 'schande' van het binnenslepen niet kunnen verdragen?
In de Eilanderboxen treffen we elkaar weer. Ik stap over. We lullen nog een beetje na. Sil vertelt me over een oeroude schelp waar ik later nog eens het fijne van wil weten. En we eten een Natuurlijke -ongetwijfeld macrobiologische- Hap die precies past in het eind van deze dag: knappende bodem gevuld met grof gesneden verse groenten pittig gemaakt met iets wat ik me nu niet meer herinner. Bouillon waarschijnlijk. (Maatje van Sil, als je dit leest, ik krijg het recept nog wel eens van je!) Als toetje wordt een nostalgisch bakje rijstepap geserveerd. Ik voel me als een gast van Maurice Griffiths.
Ik wil graag een kleine bijdrage aan deze geslaagde dag leveren door iedereen uit te nodigen voor een slaapmuts in het door mij zo geprezen havenrestaurant.
We drinken de slaapmuts aan boord.
Ik heb nog veel te leren over deze sympathieke Eilanders.


-oOo-


web
analytics