Aangezien Tantra II van schipper is gewisseld en de nieuwe schipper
Adrie de komende dagen aan de wal vertoeft liggen er plannen klaar voor
een trip met Jörn aan boord van Chimera. Slechts een telefoontje is
nodig om van start te gaan. En een beetje weer natuurlijk.
Het telefoontje is er nooit gekomen want de gunstige
weersvoorspellingen waren op een moment zo consistent dat ik besloot in
elk geval het Wad op te gaan.
Buitengaats, vooral met wind in de zuidhoek, sta ik dikwijls voor een
dilemma: gaan we westwaarts of gaan we oostwaarts. En steeds als er
sprake is van dit dilemma trekt het eiland weer extra hard. Zo ook nu.
De oost-west beslissing wordt uitgesteld door de eerste overnachting in
of nabij het eiland te doen plaats vinden. Erin dit maal want er was
nog die afspraak met Jörn en het lijkt me nuttig om eerst met hem te
overleggen.
De kortste weg van Lauwers- naar Schiermonnik-oog is nog steeds over
het Brakzand, maar de weg via de Glinder -die van de veerboot- is
vandaag eigenlijk interessanter. Een stuk WNW en eentje NO. Soms levert
dat 'meer zeilen' op. Dit keer kies ik voor de Glinder vanwege de
gezelligheid. Er zijn meer medezeilers. Waarom kiest een einzelgänger
als ik hier nu ineens voor? Weet ik veel. Een individualist heeft ook
wel eens behoefte aan gezelschap. Denk ik.
Opnieuw spelevaren voor de Siegewal en verder. Je leert dit stukje Wad
zo wel heel goed kennen, bijna net zo goed als een eilander. Eigenlijk
moet ik zeggen: zo leer je de bodem van dit stukje Wad steeds beter
kennen.
Chim meert zichzelf af in de box van Guus, een van de voormalige
havenmeesters, wiens boot al op het droge ligt. We liggen daarom naast
Tantra.
Niet
verwonderlijk dus dat ik Jörn tegen het lijf loop. Dat wordt bomen in
de kuip (nee, dat andere bomen bedoel ik), tot zonsondergang. Het tij
blijkt morgen nog net goed genoeg voor een 'rondje' te zijn. We komen
dan wel wat laat thuis vanwege het late HW maar dat zien we dan wel
weer. Ik demonstreer Chimera's simpelste elektrieke
navigatieverlichting ter wereld aan Jörn maar die is daar niet van
onder de indruk. De simpelste verlichting is nog steeds een olielamp in
het stag en zo is dat.
De afspraak voor morgen is gauw gemaakt. Om de herentijd van 0900 varen
we uit. Ontbijt had ik al in Kollum ingeslagen. Hij neemt brood, koek
en koffie mee en mijn noodvoorraad.. nou ja die dient als noodvoorraad.
Dat doet me denken aan vroeger. Je had 'noodrantsoen' en
'gevechtsrantsoen'. Bij het eerste kon je de warme hap -vergelijkbaar
met Struik maar dan beter- comfortabel koken op een blikje
spiritus-gelei, het tweede bestond uit multi-calorierijk
scheepsbeschuit, goed voor een dag vechten zonder honger, een tube
astronauten-melk, een chocoladereep van 70%+, lucifers, kauwgom en een
paar engelse c.q. amerikaanse sigaretten (Chief Whip of Lucky Strike).
En nog het een en ander. Vergeef me als ik fouten maak, tis lang
geleden.
Sorry, ik dwaal weer af.
De zuidelijke wind is ideaal voor deze route. Wij hebben hem alleen
tegen bij het binnenvaren van de geul rond de Eilanderbalg, om de
oostpunt van het eiland terug van zee het Wad op, maar dat is juist
gunstig want daar is het opkomend tij sterk dus dan gaat het niet zo
hard. Kunnen de zeehonden ons beter bekijken. Maar zo ver zijn we nog
niet. Eerst het Westgat uit of liever, het Plaatgat dat nu verzand is
en waar om die reden de tonnen zijn weggehaald, maar dat voor ons nog
steeds goed bevaarbaar is. Hetzelfde proces van verzanden heeft ook de
Alexabaai tot vrijwel niets gereduceerd. Jörn is daar niet rouwig om.
Zoals de meesten van ons inmiddels weten hebben hij en die baai
helemaal niets met elkaar.
De navigatie bestaat voornamelijk uit het lokaliseren van
ondiepte-golfjes en -aanzienlijk eenvoudiger- het op afstand houden van
de branding. Uiteraard wordt regelmatig de diepte met de fokuithouder
gemeten. Ik krijg commentaar dat de stok geen markeringen heeft maar ik
voer ter verdediging aan dat ik meestal op de dieptemeter kijk. Dit
soort attributen wordt echter steevast door Jörn geclassificeerd als
"rommel". Niet onbegrijpelijk als je bedenkt dat hij zijn leven lang op
deze wateren heeft gevaren op de natuurlijke manier van de oude
zeevaarders en die hadden een intuïtie waar ik niet tegenop kan.
Ik verleid Jörn om dicht tegen het strand aan te kruipen. Ik
herinner me een trip met Thalassa (die toch op papier 1m60, in
werkelijkheid 1m70 stak) waarbij we zo dicht bij het strand voeren dat
we de tepeltjes van de naturistenmeisjes konden onderscheiden. Mijn
ogen waren toen een stuk beter dan nu dus het afstand schatten is wat
arbitrair maar toch weet ik nog wel ongeveer hoe dichtbij we voeren.
Bovendien, we steken nu niet meer dan 30cm als het nodig is. Zeur niet
dus.
Toch moeten we oppassen want er staat een branding en daar ben ik toch
wel beducht voor. Jörn ook merk ik. We houden daarom maar weer wat
afstand en ik probeer die te overbruggen met de telelens. Mooie
plaatjes door de zoeker, hopelijk ook 'op papier'.
Van de vorige 'rondjes' (dit is mijn derde) herinner ik me dat we
meer afstand van het eiland moeten nemen naarmate we oostelijker komen.
Ook wordt het tijd om langzamerhand naar de cardinaal op tien uur uit
te zien. Het is de Regulus aan de hand waarvan we kunnen schatten waar
de ingang rond de oostpunt van het eiland gezocht moet worden. Zodra
die in zicht komt (de cardinaal bedoel ik) turen we om de beurt op
ongeveer twee uur naar het gat in de branding. Helaas, geen gat te
zien. Ogenschijnlijk is er een ononderbroken brandingslijn evenwijdig
aan het eiland. We zien de strandwagens, de strandfietsers, de
wandelaars, maar geen gat in de branding waar we door moeten om de
ingang van de geul te bereiken.
Tegen beter weten in maak ik een waypoint. Daaruit blijkt dat we het
gat al een stuk voorbij moeten zijn maar Jörn gelooft daar niks van.
"Dan hadden we de tonnen van de Lauwers al lang moeten zien". Da's waar
en ik begin wederom aan de GPS te twijfelen (zie mijn zeilverhaal
'Danser 2'), ondanks dat ik nog geen tien minuten geleden vol
overtuiging beweerde dat "de GPS altijd gelijk heeft". Natuurlijk
twijfel ik want hoe vaak heb ik al niet in onze caravancombinatie
beweerd dat ook de "Tomtom altijd gelijk heeft" terwijl de ervaring mij
heeft geleerd dat Tomtom dikwijls helemaal geen gelijk heeft. Maar dat
komt dan door de software en niet door de GPS. Maar dat terzijde.
Zo zeilen we NO-waarts en verder. Jörn begint nu ook te twijfelen en we
maken plannen om dan maar de Spruit in te duiken, onder de zuidpunt van
Simonszand te sneaken en via een omweg alsnog de geul van Eilanderbalg
te bereiken. Dat zal spectaculair worden maar so what, we hebben beiden
een onbegrensd vertrouwen in onze Dras.
Plotseling dagen een stel rode en groene tonnen noord van ons op. De
tonnen van de Lauwers. Nu is ook Jörn er van overtuigd dat we terug
moeten. Als confessioneel zeiler moet hij op confessionele wijze
overtuigd worden. Heel begrijpelijk en vanuit zijn standpunt volkomen
terecht. Maar nu krijg ik de kans om te bewijzen wat mijn 'nieuwe
rommel' waard is! Ik trek een lijn in de kaart vanaf waypoint 2 (een
van de twee waypoints west en oost van het eiland). Dat wordt track 100
(track=lijn over de grond) die ons moet vrijhouden van de ondiepten.
Mijn GPS is altijd zo ingesteld dat in één oogopslag diepte, snelheid
en koers in grote karakters te zien zijn en daaronder, veel kleiner, de
gewenste track, de actuele track, en de afwijking van de gewenste track
naar het waypoint to go.
We zeilen terug in ongeveer SW richting en houden de brekers van de
zandplaat waar we onderlangs moeten nauwlettend in de gaten. Plotseling
zien we de ingang en we hebben beiden de neiging maar direct bakboord
uit te gaan. Vol hernieuwd vertrouwen in de GPS houd ík nu voet bij
stuk: we blijven koersvast. Ik tel de graden af en zodra track 100 is
bereikt kunnen we bakboord uit, het gat in. Na een poosje 100 te hebben
volgehouden blijkt hoe goed die keuze is geweest. Het gat is klein en
de branding is serieus. Laverend proberen we de geul in te komen maar
dat lukt nog niet tegen de rest van de ebstroom in. Jörn laat mij zien
dat je 'om de hoek van het eiland kijkend' de eerste tonnen na
Simonszand in de verte kan zien liggen. Voorlopig onbereikbaar. We
hadden het al gezegd: hoog water is laat vandaag. We gaan voor anker.
Natuurzeiler Jörn is uiteraard de eerste van ons beiden die opmerkt
dat LW voorbij is. We gaan anker op maar we moeten nog wel even kruisen
om vooruit te komen zodat de oriëntatie lekker in de war wordt
geschopt. De zandplaten hier zijn duidelijk veranderd ten opzichte van
de vorige keer. Da's logisch hè, in een waddengebied. Het is uitkijken
geblazen om in een keer het geultje te vinden. Ik zie, vooral de
oudere, zeehonden grijnzen: "en die hebben nog wel een dieptemeter. Die
van ons werkt beter. Moet je piepen onder water, dat werkt
makkelijker", hoor ik ze denken. Of piepen zeehonden niet?
Kortom, we lopen niet vast ook niet met het zwaard laag en volgen
feilloos de geul. Vooral dankzij Jörn's intuïtie . De vloedstroom trekt
weer aan. De snelheid over de grond neemt toe. Twee kleine puntjes fok
en druil zijn genoeg om koers te houden. We houden de snelheid in het
water zo laag mogelijk. De natuur is weer grandioos. Wat is dit
genieten! Opnieuw! Voor de derde keer! Hiervoor hebben we zo gesappeld
om "dat gat" te vinden.
Tussen de EB16 en EB 14 moeten we stuurboord uit. De Drascombe-route
in, zuid langs het Eiland. We nemen hem te krap en lopen vast. Toch
laten we het anker waar het zit. Aan boord. Tijd voor een boterhammetje
met koffie. Na de laatste slok besluit Getij ons te laten gaan.
Westwaarts, vlàk over de grond, schurend puntje zwaard. Zon
begint zijn wacht over te dragen. Maan staat klaar voor
ontvangst. Ik prepareer het nav.lite, Jörn de olielamp.
We navigeren op de dieptemeter, hihi, is toch makkelijker dan de stok. Shame
on you Jörn, je word gemakzuchtig! We oriënteren ons op de lichten
van de veerhaven. Waar loopt dat geultje nu precies in dit vroege tij?
Hadden we de vorige keer geen enkele haast, deze keer verlangen we
beiden naar de thuishaven. We zijn een biekie moe. 70+ en 80+, mag het?
Er is nog even een dispuut over een waypoint. Wie wint blijft geheim.
In de haven doeken we op. Onder het berenburgen lullen we nog wat na.
Trusten Jörn.
Kruipt op zijn wiebelsteiger de vaste op.
Hmja.
Fietsje naar huis.
Later in het dorp zien we elkaar toevallig weer even ergens boven,
bij een biljarttafel.
Grijns.
Tot ziens hè.
Tot ziens.