opening van het seizoen


Eindelijk is het zo ver. Het seizoen is geopend. En dan heb ik het niet over het seizoen van al die zeilers voor wie het seizoen al lang geopend is maar over het mijne. Dat was namelijk nog steeds gesloten. De eerste poging om het te openen viel in duigen vanwege het weer, de tweede vanwege de griep, maar zondag 3 juni is het zo ver. Chimera glijdt soepel het frisse water van jachthaven Lunegat in en even later ligt ze opgetuigd en wel in haar oude vertrouwde box te steigeren van ongeduld om naar het noorden, richting Wad, te vertrekken. Het is mijn gewoonte om haar drie zeilen vol in de box uit te proberen en dus is het goed dat ze met vier landvasten in toom gehouden wordt. Als geen enkel lijntje aan boord meer fout zit, alle hulpmiddelen gecontroleerd en mondvoorraad gestowed, laat ik de teugels vieren. "Eindelijk..." hoor ik haar briesen en ik weet zeker dat zij verantwoordelijk is voor het hoefgetrappel dat zacht op de achtergrond tusen mijn oren te beluisteren is.
De wind is noordoost 3 tot 4 dus zeilend schiet het niet op in het Dokkumerdiep. Na enige tientallen welhaast zinloze slagen in de richting van de Slenk gemaakt te hebben bedenk ik dat de natuurlijke vaarders van weleer in deze omstandigheden helemaal niet voeren. Ze wachtten op gunstige wind op de rede en pendelden heen en weer tussen de wallen en het schip ter vertier ende vermaeck of zoiets. Chimera heeft geen last van deze frustraties en draait gewoon bijna onhoorbaar haar biologisch verantwoord lage toeren prutteltje aan zodat ze langzaam maar zeker haar oppertje vindt onder de Schoener Bult op het Lauwersmeer. Het beetje tegenwind gaat even later liggen en Chim + baas genieten van een geruisloze zonsondergang terwijl het avondmaal in zeer laag tempo bereid en genuttigd wordt.

De volgende morgen blijkt de wind iets oostelijker te zijn. Alles behalve Zoutkamp is bezeild. Dat is prachtig want we willen niet naar Zoutkamp. We willen het Wad op en dat is richting noord. Wat we ook willen is koffie en aangezien ik niet in staat ben om mijn eigen kritiek op dat terrein te doorstaan zeilen we met een knik in de schoot naar mijn traditionele koffiestop Oostmahorn. Zoals gewoonlijk wil ik afmeren in de oude veerhaven om bij de surfschool mijn bakkie leut te nuttigen, dit jaar wordt ik gedwongen om dit genoegen in Esonstad te laten plaatsvinden.
Esonstad is een geheel nieuw toeristendorp naast Oostmahorn en zal, als het beoogde succes werkelijkheid wordt, ongetwijfeld tot een stadje uitgroeien. Als ik er doorheen loop en vaar kan ik het niet laten te denken: "dit wordt nog wel eens wat".
De koffie die ik voor bijna €2,- drink -ik zal niet zeggen bij welk etablissement- moet m.i. nog wel wat verbeterd worden. Misschien niet zo zeer vanwege de smaak als wel vanwege de temperatuur. Over bijna al het overige van Esonstad heb ik een gematigd positieve indruk ook al is het allemaal een soort van Amerikaanse Nep. Het is in elk geval beter dan de blokkendozen en golfplaten loodsjes die je in andere toeristendorpen wel tegenkomt. Ik maak een praatje hier en daar met de nu nog schaarse toeristen en ondernemers en kan een gevoel van deja vue niet van me afzetten:
Oostmahorn had indertijd de werkhaven van de Afsluiters van de Lauwerszee binnen zijn grenzen en toen de binnenzee eenmaal afgesloten was werd die werkhaven omgebouwd tot een jachthaven met camping. Wij waren -in 1969 meen ik- een van de eerste campinggasten met een vaste stek. De kinderen zetten hun hengeltjes uit om snoekbaars en paling te verschalken. De paling werd bewaard in een onderwater-bun om later gerookt en feestelijk genuttigd te worden, de snoekbaars werd ter plaatse gefileerd en als biefstuk bereid.

Ik schud deze nostalgische gedachten van me af en tuf bedaard de ophaalbrug en het openstaande sluisje naar het meer weer terug onderdoor. Met gestreken gaffel lukt dat net. De resterende trip naar de zeesluis verloopt in alle rust en zonder pruttel. Een of twee slagen schurkend tegen het oostenwindje 3 en we lopen de openstaande zeesluis binnen. Even denk ik nijdig commentaar van een medezeiler 'wegens voordringen' te moeten incasseren maar al gauw heeft hij door dat een Drascombe een smal scheepje is en bijna altijd een plaatsje vindt waar geen enkel ander bootje tussen past.
De schutting vindt plaats in harmonie en eenmaal buitengaats lokt het Wad om het net bezeilde Brakzand -de wind is hier NO- met hoog water te 'nemen'. Het gelukzalige Waddenleven is opnieuw begonnen.
Aan de bewegingen van de scheepjes die het Brakzand met hoog water oversteken kun je al gauw de routine van de schippers herkennen. Met een NO wind zoals vandaag kruip je zo dicht mogelijk aan de wind in de hoop met één slag de zandbank over te wippen. Je laat dan de tonnen en prikken van de Geul zo ver mogelijk links liggen en als je beschikt over een Fishfinder zie je ruim van te voren aankomen tot hoever je kunt gaan zonder vast te lopen. Als je puf genoeg hebt om voortdurend met een pikhaak van 2½ m. de diepte te peilen zie je dat ook tijdig.
Sommigen proberen precies de geul te volgen en worden daardoor gedwongen meerdere slagen te maken. Dat resulteert soms in een vastloper op lager wal vanwege oriëntatie problemen, vooral wanneer het zicht minder goed is en de prikken uit het oog verloren worden. Met opgaand tij is dat geen probleem maar met afgaand tij kun je zo een uur of wat verspelen. In de meeste gevallen is ook dat geen probleem want door die gedwongen overtijïng leer je het Wad nóg beter kennen.
Door mijn dieptemeter vanuit een ooghoek in de gaten te houden navigeer ik gemakkelijk op de 1 meter dieptelijn en heb zo het grootste deel van mijn aandacht beschikbaar voor schip en oriëntatie. Als plotseling de diepte naar 9 meter knalt steken we het Brakzandstergat over en wordt het tijd om goed uit te kijken naar de schepen in het Gat van Schiermonnikoog waaronder de veerboten van Waterborg.
Als je van hieruit de jachthaven van Schiermonnikoog wilt aanlopen kun je kiezen uit een oostelijke en westelijke route. Achter de GS2A ligt namelijk een ondiepte ( op de kaart aangegeven met 1³ ) waar je ook met hoog water maar beter omheen kunt varen. Meestal neem ik de westelijke route die bijna rechtstreeks naar 'tonnetje tien' op de Siegewal loopt. Ook hier kun je weer de 1 meter lijn aanhouden. De oostelijke route loopt met een boog gedeeltelijk door de Groote Siege zodat je de haven op een WNW koers nadert.
Vanuit 'tonnetje tien' blijven we de track (= lijn over de grond) tussen de ton en de vuurtoren van Schier volgen totdat we de gewenste diepte hebben bereikt om te ankeren. Omdat ik morgen rond deze tijd weer wil vertrekken en omdat hoog water dan 10 cm hoger is zou ik in theorie Chimera nu vast kunnen laten lopen. Voor de zekerheid ankeren we, precies met hoog water, in 40cm water zodat we morgen 20cm speling hebben. Mocht de oostenwind aantrekken dan zouden we die speling nog wel eens nodig kunnen hebben. Voordat ik onze ankerplek uitkies varen we nog even zo dicht mogelijk langs de haven om een plaatje van het nieuwe havenkantoor te maken. Het ziet er fraai uit en is in mijn ogen niet in het minst horizon vervuilend zoals sommige eilanders hebben voorspeld.
Na Chimera's zonne-/regententje te hebben opgezet loop ik met opgestroopte broekspijpen, schoenen aan de rugzak bungelend, naar de eertste duintjes. Het huifkarrenspoor volgend kom ik al gauw bij het nieuwe havenkantoor met daaronder het blok sanitair. 't Ziet er allemaal veelbelovend uit - er wordt nog druk gewerkt. Helaas is Guus de havenmeester niet aanwezig want ik had wel eens zijn commentaar willen horen over de in mijn ogen nogal klungelig aangebrachte 'basalt'-bescherming die rondom het gebouw tegen de komende winterstormen is aangebracht. Ik laat me vertellen dat voor deze klus een hoveniersbedrijf is ingeschakeld. Ik kan mijn oren niet geloven. Hallo, Eilanders! Daar moet je geen tuincentrum voor inhuren, daar heb je dijkenbouwers voor nodig!
Met de gedachte dat het allemaal wel goed zal komen hijs ik mijn rugzakje weer op en stap welgemoed naar het dorp voor een krantje-koffie bij van der Werff en...   mijn traditionele wandeling 'om de West' waar ik gedurende de Spaanse winter zo lang naar heb uitgekeken.
Ik moet er nog wel een beetje in komen. In de planning bedoel ik. Na mijn bakkie leut bij van der Werff ben ik zo dom om boodschappen te gaan doen bij Schut, de monopolie-kruidenier van Schier. Dat had ik natuurlijk op de terugweg moeten doen. Nu loop ik met vers brood en fruit + een pak Bar-le-Duc + een fles Droë Rooi te sjouwen tijdens mijn wandeling om de West. Nou ja, zo heel erg is dat nou ook weer niet. Mijn rugzak is er op berekend en hopelijk mijn rug ook nog steeds.
Voor een seizoensopening over het Weststrand zijn de weersomstandigheden perfect: temperatuur rond de 22, beetje wind, zicht tot voorbij Ameland...   Ik realiseer me dat ik een bevoorrecht mens ben. Hier. In deze natuur. Ver weg van de ellende die de zonen van mijn maten van vroeger nu in het oosten doormaken. Gek -of misschien ook niet- dat ik daar juist nu aan moet denken.
Ik loop over een duinpad richting Zee. De voorjaarsgeuren zijn bedwelmend. Ze zijn hetzelfde als die van vroeger in de Scheveningse duinen waar ik mijn jeugd doorbracht. Het is om duizelig van te worden. Ik ga maar even zitten langs het pad om een knappend bolletje brood te eten met een slok nog steeds koel water. Als ik even later het enorme strand bereik is het eerste dat me opvalt de uitgestrekte velden dode zeekraal. Ik weet dat het een eenjarig plantje is dat in de herfst afsterft maar nu hadden de jonge plantjes volgens mij al lang mooi groen moeten zijn. Misschien te weinig regen gevallen? Het zou jammer zijn als de zeekraal nu al weer zou verdwijnen, maar ja, het Wad verandert nu eenmaal snel en die afwisselendheid maakt het nu juist zo aantrekkelijk.
Ik loop in zuidelijke richting verder over Het Rif en als ik ineens iets roods tussen het helmgras zie bewegen lukt het me gauw een paar plaatjes van een fazant te maken. Tot nu toe ben ik nog niemand tegengekomen terwijl het in het dorp toch aardig druk met toeristen was. Het zijn altijd dezelfde plaatsen waar de mensen bij elkaar gaan zitten en gelukkig is dat niet hier. Wat is het hier weer geweldig. Ik geniet intens. Alles voldoet aan de verwachtingen die ik hier van had gedurende de afgelopen winterperiode. Oh, ik zie toch een paar mensen in de verte. Een stelletje dat heerlijk bloot ligt te wezen. Die zullen zich ook wel gelukkig voelen. Even later passeer ik een juttershutje. Een fantasie-bouwsel gemaakt van aangespoelde spullen. Ik zal nooit weten wie dit gebouwd heeft hoewel ik er wel nieuwsgierig naar ben.
De duinenrij volgend loop ik inmiddels bijna in oostelijke richting. In de verte zie ik de grote platbodem liggen die bij Chimera in de buurt ligt. Ik ken dat schip wel. Ligt hier wel vaker. Zijn thuishaven is de Museumhaven bij Lauwersoog. Jaren geleden heb ik deze mensen ontmoet toen ze bij Noorpolderzijl vastgelopen waren. Ze leenden me gereedschap om de losgeraakte transmitter van Chimera's fishfinder vast te zetten. Als ik bij de drooggevallen scheepjes arriveer zie ik ineens flarden grondmist over het Wad rollen. Dat kan een voorbode zijn van dikke zeemist. Ik herinner me een soortgelijk verschijnsel op Engelsmansplaat. Ik was daar met een Zephir rubberbootje en werd op de terugweg naar Lauwersoog door de zeemist overvallen. Met kaart en polskompas lukte het om van boei tot boei Lauwersoog te vinden en bij het binnenvaren van de havenkom klapte de mist volledig dicht. Varend langs het oostelijk havenlicht was zelfs het westelijke licht niet meer te zien. Net op tijd kon ik de helling in de kom bereiken en toen ik even later met de getrailerde boot de zeemist uit reed bleek het stralend weer te zijn. De laag zeemist zal niet hoger dan honderd meter geweest zijn en liep niet verder dan een paar kilometer het binnenland in. Vandaag blijkt de mist niet door te zetten. De combinatie van temperatuur, vochtigheid en wind zijn kennelijk net niet 'gunstig' genoeg. Toch is het een voorbode van een omslag in het weer, zo zal morgen blijken.

Tijdens hoogwater 's nachts valt me op dat het geschommel en gebonk dat normaal is als de boot weer los komt, dit keer langer duurt dan verwacht. Omdat hoog water 's nachts lager is dan overdag had ik eigenlijk verwacht dat we maar heel kort los zouden komen. Ergens klopt iets niet maar ik ben te duf om er goed over na te denken en te lui om er uit te komen. "Het is zo weer over" denk ik steeds, maar dat valt toch wel wat tegen.
Als ik wakker wordt in het gat van de dag blijkt het grijs en vochtig weer te zijn. Tijdens mijn eenvoudig doch smakelijk ontbijtje -de bolletjes zijn nog knappend genoeg- dwaalt mijn blik wat langs de zwaardkast. Ook hier klopt iets niet. Plotseling valt het kwartje: de zwaardlijn zit nog wel in de cleat maar hangt slap. Dat betekent dat vannacht een deel van het zwaard eruit heeft gehangen waardoor de boot langer dan normaal heeft liggen slingeren en bonken. "Oen der oenen, dat had je kunnen weten!"
Eigenlijk had ik vandaag naar het Smeriggat gewild. Er schijnt een stuk van Het Rif boven Engelsmansplaat geen verboden gebied meer te zijn. Maar dit verwende zondagskind heeft daar niet zo veel puf meer in met dit sombere weer. Bovendien hoor ik mijn kleinkindjes die nu thuis op bezoek zijn roepen en tot slot is mijn zesenzestig lentes tellende rug op een onfatsoenlijke manier aan het protesteren. Allemaal redenen om op mijn dooie gemak het water af te wachten, schoon schip te maken, het tentje op te doeken en Chimera op te tuigen voor de terugtocht. Er waait een ideaal windje NO 3-4 en ik besluit het me extra gemakkelijk te maken door een rif te steken. Het zal me nauwelijks een knoop snelheid kosten en het zeilt véél comfortabeler, is mijn ervaring. Ik heb nu ineens alle tijd van de wereld. Zodra het water hoog genoeg is drijven we met opgetrokken zwaard en de riem in de derde dol (mooi RVS dolletje - geschenk van Mr.Bo) op de fok naar de geul. Bij tonnetje tien gaat het roer erin en de zoektocht naar de 1 meter lijn begint. Zoals verwacht wordt de overtocht naar de sluis een uiterst comfortabele noordoostelijke-knik-in-de-schoot-trip. De sluis staat nog open en tussen de boten die in een rij aan bak- en stuurboord afgemeerd liggen kan ik helemaal naar voren schuiven. Afmeren is niet nodig, ik houd me wel vast aan de reling van een zeiljacht dat net van Helgoland komt. De schipper vertelt me met een nogal bekakte stem dat er aan zijn schip 'op technisch gebied het een en ander gecorrigeerd moet worden'. Er zal onderweg dus wel iets fout gegaan zijn. De schipperse kijkt niet echt vrolijk maar ze doet haar best vriendelijk te zijn. Het chagrijnig gezicht van de dochter is niet uit de plooi te krijgen. Ik betrap me er op dat ik er naar verlang om haar een lesje vrolijkheid te geven. Zodra de sluisdeuren worden geopend stuif ik, na een kort overleg met de buren als eerste de sluis uit, weg uit die gestreste atmosfeer.
Alvorens koers te zetten naar het meer draaien we nog even oostwaarts naar Het Booze Wijf in de Museumhaven voor een bakkie. Ik maak een praatje met Herman de havenmeester. Vorig jaar heeft hij beloofd een ligplaats te reserveren voor Mr.Bojangles en Chimera in het nieuwe haventje dat dit jaar aangekocht gaat worden van het Bungalowpark in Lauwersoog. Ik bevestig nog eens mijn belangstelling voor deze plek dichtbij de zeesluis en geef hem mijn e-mail adres.

Het zoetwater deel van de terugtocht naar DNZ is al net zo'n herentripje als het zoute. Zelfs het laatste stukje door het door bomen omgeven Dokkummerdiep waar ik meestal een ongeduldige hekel aan heb -onder de twee knopen wordt ik altijd wat ongedurig- is met deze wind lekker bezeild. Grootzeil en druil worden vlak voor het binnenvaren van het Lunegat opgedoekt en op de fok sukkelen we rustig de oude vertrouwde box in. Chimmetje wordt afgespoeld met de puts en liefdevol toegedekt. Ik ben ruim op tijd voor het zes persoons avondmaal.

-oOo-

web
analytics